Van Vondeling tot Stammoeder

Maria Masselis

Deze post vertelt het verhaal van een bijzondere vrouw, Maria Masselis. Zij werd te vondeling gelegd in 1801 bij het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht in Amsterdam en bracht een groot deel van haar jeugd door in Amsterdam. Later verhuisde zij naar het Gelderse dorp Heerde en leefde in Gelderland tot zij op de hoge leeftijd van 83 jaar in Wapenveld, Heerde, stierf. Uit twee verschillende huwelijken zijn twee generaties Gelderse families voortgekomen, waarvan één de familie waar ik uit voortgekomen ben: de familie Bijsterbosch.

Op zaterdag 21 november 1801, draagt een moeder (of naast familielid) haar kind naar het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht (naast de Westerkerk) in Amsterdam. Dit weeshuis was uitgerust met ‘vondelingenkamers’. Vermoedelijk door armoede gedreven, heeft zij het moeilijke besluit genomen om het kind af te staan. Aan het eind van de 18e eeuw was er wijdverbreide armoede in Amsterdam. Na de ‘Gouden Eeuw’ ontstond er een periode van armoede in Amsterdam met veel achterstandswijken. Dit had verschillende oorzaken. Er was een terugval in de handel met Frankrijk en Groot-Brittanië en een verminderde industrie. Daardoor ontstond er een grote werkloosheid. Door gebrek aan voorzieningen en een sociaal vangnet vervielen gezinnen vaak in armoede. Het aantal vondelingen varieerde in tijd wel tussen de 300 en 800 per jaar wat een indicatie is voor de nijpende situatie in deze stad. Soms werd er door de moeder of naast familielid een briefje achtergelaten, maar meermaals werd de baby volledig anoniem achtergelaten. Hieronder een afbeelding van het weeshuis in 1800.

Afbeelding uit het Stadsarchief in Amsterdam

De afbeelding hieronder is een bladzijde uit het kinderhuisboek van het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam. De boeken in het Amsterdamse stadsarchief zijn volledig gedigitaliseerd en in te zien op de site van het stadsarchief te Amsterdam.

De tekst leest als volgt:

Zaterdag 21 Nov 1801
Savonds ten 10 Uren gevonden
Een Meijsje eerstgeboren bij dit Huijs
met dit briefje
Verzoeken dit kind in de gereformeerde kerk
te laaten doopen met naame
Maria Masselis

Het bijgevoegde briefje van de moeder of naast familielid laat de volgende tekst zien:

‘verzoeke dit Kind in de grofformerdeKerk te doopen met naame maaria masselis’

Uit het briefje kun je een aantal dingen opmaken. Uit het compleet verkeerd gespelde ‘gereformeerde kerk’ spreekt een ongeletterdheid wat zou kunnen duiden op het feit dat dit kind in een arbeidersgezin is geboren of dat de moeder nog heel jong was en weinig tot geen opleiding had genoten. De uitdrukkelijke wens om het kind te laten dopen in de ‘gereformeerde kerk’, geeft aan dat de familie tot de Calvinistische (of Nederduits-Hervormde) gemeenschap van Amsterdam behoorde.

Uit archieven blijkt dat de naam Masselis halverwege de 17e eeuw al voorkwam in Amsterdam. De naam kwam echter het meest voor in West-Vlaanderen, in steden zoals Kortrijk, Ardooie en Alveringem. Dit doet vermoeden dat enkele gezinnen uit deze familie zijn gemigreerd naar het Protestante noorden, net zoals de vele Franse hugenoten die naar ons land migreerden, om vervolging te voorkomen. De naam vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in de Romaans/Italiaanse spelling ‘Marcelis’, maar is door het Vlaams dialect vereenvoudigd naar ‘Masselis’. De naam Masselis komt nog steeds veelvuldig voor in België. Een Belgische juwelen ontwerpster luistert naar de naam Pascale Masselis. Zij heeft haar winkel en atelier in Antwerpen.

Kinderen die opgenomen waren door het weeshuis bleven daar niet tot volwassen leeftijd. Jonge meisjes en jongens werden vaak op jonge leeftijd (12 jaar) geadopteerd door pleeggezinnen op het platteland. Dat is logisch omdat het weeshuis maar een beperkte ruimte had en er voldoende doorstroming moest zijn. Ook Maria is waarschijnlijk op jonge leeftijd opgenomen door een gereformeerd gezin in Heerde, Gelderland. Zij werkte als dienstmaagd tot zij een boerenknecht ontmoette uit Hattem met de naam Gerrit Gerrits Draijer. Zij trouwden op 7 februari 1823 in de gemeente Hattum. Zij kregen samen drie kinderen, Gerrit, Grietje en Maria. Gerrit sterft op vrij jonge leeftijd (38) in 1831. Europa werd getroffen door een Cholera epidemie in 1831 die ook Nederland bereikte in 1832. Het kan zijn dat Gerrit aan de gevolgen van deze epidemie is overleden, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Maria bleef achter met drie jonge kinderen.

Een aantal jaren later ontmoet zij Aart Bijsterbosch, een telg uit een gereformeerd gezin uit Heerde. Maria is inmiddels 34 jaar. Zij trouwt met Aart op 21 november 1835 te Heerde. Hieronder een digitale kopie van hun trouwakte uit het Gelders Archief:

Trouwakte nr.30 uit het Gelders Archief

Op de akte staat vermeld dat zijn ouders, Roelof Aarts Bijsterbosch en Jantje Jacobs van Putten, beiden zijn overleden. Een ander interessant aspect van deze akte is dat expliciet wordt vermeld dat Aart niet kon schrijven en de akte dus niet kon ondertekenen. In deze tijd is dat bijna niet voor te stellen, maar tot laat in de 19e eeuw was er op het platteland amper onderwijs. In 1866 kon 53% van de bevolking niet lezen of schrijven. In 1901 werd de leerplichtwet ingevoerd en tegen het eind van de 19e eeuw zat 91% in de schoolbanken.

Met Aart krijgt zij nog eens negen kinderen, waarvan de laatste twee op vrij hoge leeftijd. Op 42-jarige leeftijd wordt Jacob Bijsterbosch geboren 8 juni 1843. Van Jacob is bekend dat hij blind was. Het is onbekend of hij blind werd geboren of dat hij op latere leeftijd blind werd. Wel is bekend dat hij een echte Bijbelstudent was en de Bijbel van begin tot eind goed kende. Drie jaar later wordt zijn broer Arent geboren op 15 maart 1846. Maria had toen de leeftijd van 45 jaar. Op 24-jarige leeftijd trouwde Arent met Johanna Lunenberg en kreeg met Johanna 12 kinderen waarvan een aantal nog binnen het eerste levensjaar stierven. Johanna had uit een eerdere relatie al twee kinderen, Arend Jan en Gerhardus (vader onbekend) die ‘gewettigd’ werden door het huwelijk met Arent. Op 13 juni 1875 wordt Aart Bijsterbosch geboren. Aart wordt de vader van Arent Bijsterbosch, mijn grootvader.

Maar nu terug naar waar het verhaal mee begon, Maria Masselis. Afgestaan door haar moeder in Amsterdam vindt zij haar weg uiteindelijk naar het plattelandsleven in Heerde in Gelderland. Zij wordt de stammoeder van twee wijdvertakte families in Gelderland, de families Draijer en Bijsterbosch. Na de dood van Arent Bijsterbosch, die in 1875 op 73-jarige leeftijd overlijdt, trouwt zij nog twee keer. Haar derde echtgenoot is Jacob Dul en haar vierde echtgenoot Hendrik Jan Dodt. Zij overleeft al haar huwelijkspartners en overlijdt op de voor die tijd extreem hoge leeftijd van 83 jaar in Heerde. Maria Masselis gaat de geschiedenis in als een sterke vrouw die in totaal 12 kinderen voortbracht. Van een weerloze vondeling tot de stammoeder van twee families.

Mijn Voorouders

Sara Veerman

De vrouw op de foto wordt door de familie van Dijk in de volksmond “Sara Sachs” genoemd. Zij trouwde met mijn betovergrootvader Pieter van Dijk op 20 mei 1854 te monster. Vanuit de geslachtslijn van Pieter van Dijk werd mijn grootmoeder Gerarda Johanna van Dijk geboren op 9 augustus 1903 te Monster (Poeldijk). Sara Veerman was dus de grootmoeder van mijn grootmoeder Gerarda Johanna van Dijk.

Sara “Sachs” heette eigenlijk Sara Veerman genoemd naar de familienaam van haar moeder. Haar biologische vader staat niet met name genoemd in de Nederlandse archieven, maar was iemand met de achternaam Sachs. De naam “Sachs” is de naam van een Ashkenazi Joodse familie in Duitsland, maar komt ook voor als naam van Duitse families. Sara werd geboren op 18 september 1832 in Naaldwijk, Zuid-Holland en stierf op 4 januari 1911.

Veel Ashkenazi Joden werden gedwongen familienamen te kiezen in de late 18e en vroege 19e eeuw. Sachs was zo’n naam die gekozen werd voor de klank en zijn diepere betekenis. In Joodse gemeenschappen werd een variant “Zaks” (en soms ook “Sachs”) geïnterpreteerd als een acronym voor het Hebreeuwse gezegde Zera Kodesh Shemo (“zijn naam is van het heilige zaad”) — vaak verbonden aan het herinneren van Joodse martelaren uit de gebieden zoals Speyer en Stendal. In de meeste gevallen zullen Joodse families de naam hebben ontleend uit de regio waar ze woonden. Het Duitse Saksen besloeg in de 18e eeuw een vrij groot gebied dat nu zou overlappen met delen van Polen en Tsjechië. Von Sachsen (uit Saksen) werd al snel verbasterd naar het veel kortere “Sachs”. Het is niet gezegd dat elke Joodse familie met de achternaam “Sachs” ook daadwerkelijk bloedverwanten zijn. Er zijn Joodse stamvaders met de naam Sachs die uit verschillende delen van het oorspronkelijke Saksen komen (bijv. Thüringen, Breslau), maar ook uit Borsa, Roemenië en Riga in Letland.

Mijn ‘MyHeritage DNA Match’ resultaten toonde DNA overeenkomsten, weliswaar heel minimaal (0.2%), met het DNA van een jonge vrouw woonachtig in Stockholm, Zweden (om privacyredenen zal ik haar naam hier niet noemen). Door verder stamboomonderzoek in MyHeritage en GENi, kon ik van deze vrouw de hele vaderlijke lijn traceren tot een persoon genaamd Joseph Isaak Sachs. Hij is geboren in Duitsland in het jaar 1801 en overleden in 1865. Zijn beroep staat geregistreerd als zijnde ‘Handelaar/Koopman’. Hij was twee keer getrouwd. Zijn eerste vrouw was Hinnele (Abraham Raphael) Bluth. Uit de geboorteplaats van hun kinderen, kun je opmaken dat zij in Meiningen, Waldorf in de deelstaat Thüringen woonden. Interessant is dat Joodse handelaren rond 1830 voornamelijk in centraal Duitsland woonden in regio’s als Hessen, Thüringen, Saksen en delen van Franken. Joodse reizende handelaren verkochten typisch huisraad (“Hausierer”), zoals textiel, kledingaccessoires (hoeden, kousen, handschoenen sjaals), huishoudelijke artikelen en andere snuisterijen en sieraden. Het vermoeden bestaat dat deze Joodse handelaar, Joseph Isaak Sachs, via een Joods netwerk het westen van Nederland aandeed om handel te drijven. Eén van zijn zonen uit zijn eerste huwelijk was Simon Sachs. Simon werd geboren op 7 juni 1839 in Meiningen, Walldorf, Thüringen. Simon migreerde naar Stockholm, Zweden, om daar te gaan werken in het warenhuis (de “Pariserbasar”) van zijn schoonvader. Uit zijn nageslacht groeide de familiestamboom verder in Stockholm, Zweden. De DNA match is met één van de nazaten uit die lijn. Hieronder een foto van Simon Sachs die ik vond op de GENi site.

Deze Simon Sachs groeide later uit tot een voornaam textielhandelaar in Stockholm en verkreeg verschillende titels zoals verder beschreven in dit wikipedia artikel. Afgaand op de locatie van overlijden (Stockholm), zijn de broers van Simon, wellicht op uitnodiging van Simon zelf, hem waarschijnlijk achterna gereisd.

Bij nader onderzoek blijkt dat er ook een familie Sachs woonde in Den Haag rond 1830. Een overlijdensakte is gevonden in het gemeente archief van Den Haag waar het overlijden wordt genoemd van een Margole Manasse Sachs op 6 december 1835. In dezelfde akte wordt haar man Eleazar Hartog Sachs genoemd en haar ouders Manasse Sachs en Hanna Isaac, die inmiddels waren overleden. Volgens informatie uit de GENi website is zij geboren in het jaar 1750 in Friedland, Sachsen in Duitsland. Zijn tweede dochter, Kaatje Manasse, werd 14 jaar later geboren in Den Haag. Manasse Sachs is dus ergens tussen 1750 en 1764 vanuit Duitsland geemigreerd naar ‘s-Gravenhage. Uit de naamgeving (Manasse, Eleazar, Isaak) blijkt dat het hier heer waarschijnlijk ging om een Joods huishouden. Zij was huisvrouw, maar het beroep van haar man, Eleazar Hartog Sachs, was onderwijzer. Afhankelijk van op welke school werd onderwezen, gaf het beroep van onderwijzer een vorm van sociale status. Onderwijzers behoorden tot de intellectuele middenklasse en waren vaak universitair geschoold. In die tijd bestond in Den Haag een apart Joods archief met hun eigen geboorte, huwelijk en overlijdensregisters. Daarnaast zijn in Nederland ook Joodse families met de achternaam Sachs gevonden in Amsterdam en Vlagtwedde (provincie Groningen). Een veearts met de naam Lohman Simon Sachs was geboren in Breslau (het huidige Wrocław in Polen) en migreerde naar Nederland. Er is een genetische verwantschap gevonden met nazaten van deze Lohman, wat zou kunnen aantonen dat de familie Sachs in Breslau en Thüringen familie van elkaar waren.

Het volgende scenario is puur hypothetisch en niet gebaseerd op feiten of historisch archiefmateriaal

Het kan zijn dat ook de familie Sachs in Den Haag een familierelatie had met de familie Sachs in Meiningen, Walldorf in Thüringen en Joseph Isaak Sachs daar verbleef als een uitvalsbasis om andere dorpen aan te doen waaronder het Westlandse dorp Naaldwijk. Meiningen en Friedland liggen ongeveer 130km uit elkaar. Er is echter geen historisch bewijsmateriaal gevonden zoals krantenartikelen, aktes, enz., die een man met de naam Sachs plaatst in Naaldwijk rond 1830. Waarom Naaldwijk? Naaldwijk had een bloeiende Joodse gemeenschap in het begin van de 19e eeuw. Volgens Joods Cultureel Kwartier bestonden er in 1809 al circa 86 Joodse inwoners in Naaldwijk. Een bekende Joodse familie is die met de naam Levi van Gelderen die het beroep uitoefende van slachter. Een andere bekende familie is die bekendstaat als familie van Tijn of van Teijn. Andere bekende Joodse families die zich in Naaldwijk vestigden waren Van Praag, Cohen, De Bok, De Jong en Wolf. Kortom, de Joodse gemeenschap was sterk vertegenwoordigd in het Naaldwijk van begin 19e eeuw. Het Heilige Geesthofje in Naaldwijk, waar nog steeds de voormalige synagoge staat, wordt nu gebruikt als trouwzaal. Aan de Opstalweg ligt de Joodse begraafplaats, aangelegd in 1794. Er is bewijs voor Joodse aanwezigheid in de late 18e eeuw.

Voor een Joodse handelaar uit Duitsland was Naaldwijk dus een welkom afzetgebied voor handelswaar. Het kan zijn dat hij tijdens een bezoek oog kreeg voor de jonge westlandse vrouwen van die tijd, en met name Cornelia Veerman, met wie hij kennelijk een kortstondige relatie had. Sara werd op 18 september 1832 geboren dus de “affaire” vond plaats ergens in december 1831. Sara’s moeder Cornelia was toen 26 jaar. Joseph Isaak was toen 31 jaar. Het is niet bekend of Joseph al gehuwd was in Duitsland en het om een buitenechtelijke affaire ging. Zijn zoon Simon (zie foto) werd 7 jaar later geboren in Duitsland en zou heel goed de halfbroer kunnen zijn van Sara.

Het is niet bekend of hij van haar zwangerschap op de hoogte was en of hij inmiddels al weer was teruggekeerd naar Duitsland. Of, dat hij het wel wist maar het kind niet wilde erkennen. Het is wel bekend dat Joden volgens de Joodse religie (Halakhah) niet mocht trouwen met niet-Joodse vrouwen. Gemengde huwelijken tussen Joden en niet-Joden werden door de Joodse wet niet erkend. In die tijd waren gemengde huwelijken tussen Joden en niet-Joden zeer ongebruikelijk. In het besef van de gevolgen heeft de Joodse man het kind niet erkend en had hij ook geen intentie om met een niet-Joodse te trouwen. In de gemeente archieven wordt hij dan ook als “NN NN” aangegeven, wat wil zeggen “biologische vader onbekend”. Volgens de Joodse wet wordt een persoon als “Joods” erkent als beide ouders of de moeder Joods zijn. Als alleen de vader Joods is, worden zijn kinderen niet als Joods erkend. Sara was dus officiëel (volgens de Joodse wet) geen Jodin (omdat haar vader Joods was en niet haar moeder), maar biologisch gezien (DNA) was zij 50% Joods en trouwde met een Nederlandse man Pieter van Dijk. Zij was de 4e generatie wat betekent dat mijn oma Gerarda Johanna van Dijk de 3e generatie was en dus 1/8 of 12,5% joods bloed had. Mijn moeder Geertruida Johanna Bijsterbosch was de 4e generatie en dus 1/16e of 6,25% joods. Ikzelf, Paul van Hagen is de 5e generatie na de 100% joods Sachs en is dus 1/32e of 3.13% Joods. Dit is een gemiddelde. Het kan zijn dat door DNA recombinatie meer of minder Joods erfelijk materiaal is doorgegeven of zelfs helemaal geen Joodse markers te vinden zijn in het DNA. De DNA-test van MyHeritage kan Joods DNA goed onderscheiden tot 1%. Daaronder wordt het lastig.

Hieronder een afbeelding van de stamboom van Sara Veerman. Niet alle nakomelingen in de derde generatie zijn afgebeeld.

Het vereist meer onderzoek naar deze familie Sachs, maar de voorzichtig conclusie is dat één of meerdere Joodse families in centraal Europa (bijv. Saksen) zich verspreiden over meerdere delen van Europe (Nederland, Roemenië, Zweden en Letland) en van daaruit verder emigreerden naar de Verenigde Staten. Er zijn helaas ook veel leden uit deze families weggevoerd en overleden in de concentratiekampen van Nazi-Duitsland (Auschwitz, Sobibor, enz.).

Familie Bijsterbosch

Henrick Bijsterbuss is geboren in 1450 in het Noordelijke of Duitse deel van Polen. In het midden van de 15e eeuw waren veel delen van het koninkrijk Polen Duitssprekend. Bekende voorbeelden zijn Silezië ten westen van het huidige Krakau en Prussia in het noorden bij het huidige Gdansk. Vermoedelijk kwam onze voorvader uit één van deze streken. Hij vluchtte naar het westen na een steekincident en landde daar in 1475 op een erve genaamd het “Kaisersguet” in Epe. Deze boerderij is in 1918 afgebroken. Deze boerderij kreeg later de naam Bijsterbuss. Het was gebruikelijk dat inwonenden de naam kregen van de boerderij. Er is geen enkel bewijs dat deze persoon van Joodse afkomst was of de boerderij kocht. Er leefden ashkenazi Joden verspreid door heel Duitsland en Polen, maar ook Roma zigeuners die oorspronkelijk komen uit Noord-India (het huidige Rajasthan en Punjab). Deze migreerden vooral naar het midden en zuiden van Polen. Daarnaast waren de meeste Joden die zich in de 14e en 15e gevestigd hadden in Polen eerder gevlucht uit het westen vanwege vervolging. Het is daarom onwaarschijnlijk dat een Jood weer terugging naar het westen, waar hij waarschijnlijk niet vriendelijk zou worden ontvangen. Overigens gold hetzelfde voor Roma zigeuners. Zij waren ook niet echt welkom in het westen. Een andere interessante etnische groep waren kooplieden uit Armenië. Zij waren vooral geconcentreerd in Lviv wat nu in de Oekraïne ligt, maar in de 15e eeuw nog tot het koninkrijk Polen behoorde.

Hieronder een kaart van het koninkrijk Polen in de 15e eeuw.

Wat de etnische afkomst ook is geweest van de vluchteling Henrick Bijsterbuss, wat vaststaat is dat de nazaten van Henrick Bijsterbuss opvallende gelaatstrekken hadden die je niet snel tegenkomt in het midden en westen van Europa. Hieronder een foto van Arent Bijsterbosch en Johanna Lunenberg, getrouwd op 5 maart 1870 te Heerde en de grootouders (en onze betovergrootouders) van Arent Bijsterbosch. Kenmerkend is de lage inplant van de haarlijn en de hoge jukbeenderen. Arent Bijsterbosch werd geboren op 15 maart 1846 te Heerde.

Hieronder een foto van Jacob Bijsterbosch. Hij was een broer van de grootvader Arent Bijsterbosch van onze grootvader ook met de naam Arent Bijsterbosch, afgebeeld op de foto hierboven. Dit was een zeer religieus man. De familie Bijsterbosch in de 19e eeuw was waarschijnlijk Nederlands Hervormd, de meest gangbare en dominante kerk in het plaatsje Heerde. Jacob was blind, maar die bijbel kende hij, zoals een van zijn kleinkinderen vertelde, van binnen en van buiten. Ook bij hem zie je dezelfde gelaatstrekken terug.

Op de volgende foto zie je mijn grootouders Arent Bijsterbosch en Gerarda Johanna van Dijk op jonge leeftijd. Arent werd geboren op 19 mei 1905 in Apeldoorn (Gelderland) en overleed op 11 oktober 1960 in Loosduinen (‘s-Gravenhage). Ook bij hem de kenmerkende lage inplant en hoge jukbeenderen. Zij trouwden op 30 december 1927. Hij was toen 22 jaar. De foto is waarschijnlijk iets voor of na hun huwelijk genomen. De kledingstijl en haardracht was typisch voor de jaren ’20 (Charleston periode). Arent Bijsterbosch stierf op vrij jonge leeftijd (55 jaar) aan kanker. Hij liet een gezin van 10 kinderen na, waarvan mijn moeder, Geertruida Johanna, het eerstgeboren kind was.

Familie van Hagen

Met behulp van eerder gepubliceerd stamboomonderzoek van andere onderzoekers of genealogen kan de vaderlijke afstammingslijn terug getraceerd worden tot begin 17e eeuw in het Duitse Anholt (NordRhein-Westfalen). De naam “Hagen” is afgeleid van het Duitse ‘Hagen’ wat betrekking heeft op een geografische afscheiding of omheining. In Duitsland is “Hagen” een veelvoorkomende naam. Er is ook een plaats in NordRhein-Westfalen met de naam “Hagen”.

Rond Anholt bestonden meerdere Hagen-erven of stukken land met die naam. In archieven van het bisdom Münster en van de Herrlichkeit Anholt komt de benaming “Hagen” voor als veldnaam. Mensen die op een boerderij of erve woonden (eigenaren of bedienend personeel) kregen de naam van het landgoed waar zij verbleven. Het was vrij gebruikelijk dat bij doopinschrijvingen mensen met “op” of “auf” plus een boerderijnaam werden aangeduid. De vroegste voorouder waarover informatie is gevonden is een man genaamd Wessel op Hagen. Hij is geboren ongeveer in het jaar 1616 in het plaatsje Anholt-Isselburg in het Duitse NordRhein-Westfalen.

Landsgrenzen tussen Nederland en Duitsland zoals we die nu kennen bestonden het begin van de 17e eeuw nog niet. Het geografische gebied behoorde toen tot het Heilige Roomse Rijk. Het gebied was versnipperd in keurvorstendommen, hertogdommen, bisdommen en vrije steden binnen het Heilige Roomse Rijk. Kaarten uit die tijd tonen vaak landschappen, vorstendommen of kerkelijke gebieden in plaats van een eenduidige moderne administratieve grens.

Anholt was in het begin van de 17e een rijksheerlijkheid (Reichsherrschaft) — een mini-staatje dat direct onder de Duitse keizer viel. Het werd bestuurd door de adellijke familie van Bronckhorst-Batenburg, maar ging in 1641 via vererving over naar de graven van Salm-Salm. Het bleef als ‘rijksheerlijkheid’ zelfstandig tot aan de Franse tijd. Anholt had een eigen kasteel of waterburcht (het huidige Wasserburg Anholt) met een landgoed eromheen gebouwd in de 12e eeuw. In het kasteel bevindt zich een museum, een hotel en woonvertrekken. Hieronder een foto van de burcht.

In latere generaties verscheen de familienaam in verschillende vormen als: Verhagen, van Haegen, van Hagen, Verhage, ten Hagen, op Haegen enz.

De zoon van Wessel op Hagen werd Marten op Hagen gedoopt in 1660 in Anholt. De afstammingslijn loop verder via Barent Verhage (1691 te Anholt), Maarten van Hagen (1741 te Vrijenban), Martinus van Hagen (1790 te Delft), Martinus van Hagen (1831 te Pijnacker), Johannes van Hagen (1866 te Pijnacker) en Hubertus van Hagen (1895 te Wateringen). De laatstgenoemde is mijn grootvader.

Vanaf Maarten van Hagen, die trouwde met Cornelia Simonsz van Eijk uit Bergschenhoek, zien we een verplaatsing van deze familietak naar het zuid-westen van Nederland eindigend in het Westlandse Wateringen (ZH), waar Johannes van Hagen met zijn vrouw Theodora Petronella Bergonje uit Wateringen gaan wonen. Vanaf dat moment blijft deze familietak stabiel wonen in de omgeving van Wateringen, Naaldwijk en Loosduinen (Den Haag). De familie Bergonje heeft haar wortels in het midden-zuiden van Frankrijk. Daarover meer in het volgende hoofdstuk.

Familie Bergonje

De naam Bergonje lijkt een variant te zijn van de naam Bourgogne, die verwijst naar de regio Bourgondië in Frankrijk. De naam Bourgogne zelf is afgeleid van het Oudfranse Burgundia, wat ‘land van de Bourgonden’ betekent. Vermoedelijk is Bergonje een fonetische variant is die in bepaalde dialecten of door spelfouten is ontstaan.

De afstammingslijn van mijn overgrootmoeder Theodora Petronella Bergonje vindt zijn oorsprong in de persoon Bernard Bourgonje, geboren in Cros (Croix)-de- Montvert in het departement Cantal in de regio Auvergne-Rhône-Alpes in Zuid-Frankrijk. Hij trouwde in 1782 met Louise Lestrada. Zijn zoon Joseph Bergonje trouwde in met Maria Magdalena Rodrigo en gingen wonen in Naaldwijk (ZH). De achternaam Rodrigo of Rodriguez is een Spaans patroniem uit het Middeleeuwse Léon in het huidige Noord-westen van Spanje. In Argentinië is Rodrigo de op één na meest voorkomende achternaam. Haar vader heette Franciscus (Frans) Rodrigo en kwam uit Utrecht. De achternaam verraad de wortels van deze familie in Spanje of Portugal.

Na verdrijving van Sefardische Joden uit Spanje en Portugal vestigden velen zich in Amsterdam en andere steden (zoals Utrecht). Ze droegen namen als Rodrigo / Rodrigues / Rodrigues-varianten en lieten uitgebreide notariële en gemeenschapsarchieven na. Het is niet gezegd dat Franciscus Rodrigo van Joodse afkomst was, maar het is zeker niet uitgesloten.

Hun zoon, Jozeph Bergonje, wordt in 1830 te Naaldwijk geboren. Uit zijn huwelijk met Adriana Vis wordt mijn overgrootmoeder Theodora Petronella Bergonje geboren. Zij trouwt in 1891 met mijn overgrootvader Johannes van Hagen en vestigen zich in Wateringen (ZH).

Een Franse familietak die migreert naar de lage landen zou vermoeden dat het hier om Franse hugenoten gaat. Dit is hier niet het geval. Joseph Bergonje migreerde naar de lage landen om het ambacht van koperen ketelmaker uit te oefenen.

The Human Genome and the Genesis Account

….Since the discovery of DNA in 1869 by the Swiss biochemist Johann Friedrich Miescher, and the tremendous amount of information that is captured inside protein molecules, scientists have been intrigued by the thought of transcribing the entire human genome. In September 2003, The National Human Genome Research Institute (NHGRI) launched a public research consortium named ENCODE, the Encyclopedia ODNA Elements, which was set out to find all functional elements of the human genome. Obviously, the research members of this consortium were mostly molecular biologists, specialised in genetics, strong believers of  a gradual evolutionary process to form the DNA as we see it today without any intervention of a divine intelligence who designed or better said “encoded” the advanced biological machines we call humans. Most of them were atheists at the beginning of the project. While gaining a deeper understanding of the human genome and its daunting complexity, some scientists started to believe that something had to be out there who had constituted this system of complex molecular processes that have formed us into the way we are. Some of them were convinced atheists yet turned into Christian believers of a divine creator. Recent conclusions have brought evolutionists into a tremendous dilemma for what is currently seen in the human DNA does not support a gradual evolutionary process over billions of years. All kinds of theories are being developed to accord with the scientific evidence. However, at this point evolutionists don’t concur on a single supporting theory to match the scientific evidence. It does, however, yield evidence that is in accordance with the events described in the Genesis account. Let’s look a bit closer to what the scientific evidence is currently telling us. Ironically, most of this evidence stems from an attempt to find a scientific basis for evolution.

A Galaxy of Design and Complexity

What is a Genome?

Now what is a genome? A genome constitutes all genetic material inside the human cell. Most of that material can be found within the cell nucleus, but a small part of that also lives outside the nucleus (e.g. mtDNA). It forms the blueprint of who we are. At cell division, the genome is carefully replicated and checked for errors that occurred during the replication process. Half of this material (23 chromosomes) is transferred during conception to recombine with the other half of the part to form a complete set of 46 chromosomes, which start dividing and reproducing.

Roughly 90% of the human genome has been transcribed into about three billion of letters, nucleotides grouped in base pairs. It can literally be compared with multiple sets of encyclopaedias with detailed instructions. It is the most sophisticated computer operating system that dwarfs any human designed computer technology. Contrary to earlier beliefs that most of non-protein encoding genes (human DNA has about 20.000 protein encoding genes) in the human DNA is simply junk DNA with no particular function, recent discoveries have demonstrated that the entire human genome is amazingly functional. The following sections will scratch the surface on some of the recent discoveries on the human genome and DNA.

Amazing Structure

Although the existence of DNA was discovered in the 19th century, the exact chemical structure of DNA wasn’t established until halfway the 20th century (1953). I won’t describe the detailed biochemical structure in this article as it will reel most readers without a biochemical background. Yet, I will try to explain in layman terms the advanced structure of the human genome.

At the basis of each DNA sequence are nucleotides. Nucleotides are formed out of ordered sequences of amino acids. They form the basis of each DNA and RNA molecule. A nucleotide consists of three parts: a nitrogen containing nucleobase, a sugar group (deoxyribose), and one or more phosphate groups. Nucleotides can contain five distinct bases: adenine (A), cytosine (C), guanine (G), thymine (T), and uracil (U). DNA nucleotides will only contain the ACGT bases. The nitrogen base gives the nucleotide its unique identification. Nucleotides are chained together to form a single strand of the DNA molecule. This strand is called the polynucleotide strand. Another polynucleotide strand is connected to form a double helix. Nucleotide bases are connected via a hydrogen “bridge” to the opposing nucleotide base to form base pairs, like a rung that connects to the two sides of the ladder. Not all nucleotide bases can pair at random with each other. A ‘G’-base can only bind with a ‘C’-base, and an ‘A’-base can only bind with a ‘T’-base. It’s this sequence of base pairs (e.g. CGAT, TAGC, ATGC, CGTA, etc.) that contains the instructions to produce RNA. This RNA, once moved out of the cell nucleus, will be used to produce a specific protein for a particular purpose. Particularly sequences of this DNA to form a particular function are called genes. Variations in genes are called ‘alleles’ and will result in different ‘genetic expression’. For example, the gene that controls hair color is identified as the ‘MC1R’gene. Variations in this gene (alleles) will determine whether a person has dark, blond or red hair. Same goes for skin color and other visible features of the human body. However, racial differences are actually determined by a very small part of the human genome. Genetically, human beings are very much the same but more of this later. Genes are packed into chromosomes. Each cell nucleus has 46 chromosomes (23 pairs). All but one pair are identical. The chromosome that determines gender varies for male human beings, where there is an X and Y chromosome. The Y chromosome is passed on from father to son and therefore only propagates in the paternal lineage.

Advanced Packaging Technology

When the entire human genome is strung out into a straight line it results in six feet of extremely thin and sticky material, which is proportionally similar to 40 kilometers of thin wire tucked into a tennis ball. Imagine this thin wire folded and shaped to fit inside a tennis ball in such a way that every segment of the wire can be easily accessed. Now scale this back to the six feet of sticky material folded in such a way it fits inside the cell nucleus where every part of the DNA can be easily accessed. This basically describes metaphorically how the human DNA has been organised inside the cell nucleus. It is simply the most advanced packaging system ever discovered. Geneticists agree that the human genome is highly structured and organised. The question that everyone should ask is whether this complexity can be explained by an evolutionary process where random and uncontrolled events were the cause of what we currently see.

Multi-dimensional

Human beings are used to process data in a linear fashion. While reading, they process character symbols, left to right (western languages), right to left (Arabic, Hebrew) or top to bottom (Chinese) but still one-dimensional. There is also one way to interpret the information that is read. Read Arabic text left to right and it becomes meaningless. Also, in computer science data is lied out into a one-dimensional sequence of zeroes and ones (binary system) to represent numbers or text. Although the data can represent something with multiple dimensions, the way the data is organised in memory or device is still one-dimensional. This is different with the human genome. The human genome can contain multiple overlapping messages, depending on the way you look at the ‘data’. Back to the reading analogy, for example, a sentence can be read left to right and right to left yielding different message or instructions depending on which way you read the text. In summary, the human genome is multi-dimensional in the way instructions are organised. This makes it a form of data compression at the most sophisticated level vastly superior to any human invented compression algorithm.

Multiple Overlapping Messages

We know that DNA sequences on the DNA strand are used, through a very complex mechanism involving messenger RNA (mRNA), to produce proteins to carry out a particular function (e.g. producing enzymes). Geneticists have identified 22.000 protein encoding genes. However, there are well over 100.000 unique proteins being generated from RNA. This alludes to a higher degree of complexity in the human genome than originally thought. What has been discovered is that a single DNA sequence can hold multiple overlapping coding regions to produce different types of proteins. This is what is called alternate splicing. A DNA sequence is made up of functional parts (exons) and non-functional parts (introns). When DNA is transcribed into RNA, a reading frame determines what exons are used to generate a unique protein. What the Encode project discovered is that these exons are not necessarily coming from the same DNA sequence. They could come from different genes and different chromosomes. Genes that are used together tend to be clustered together in 3D space even if they are in different chromosomes. Part of that information is built into the three-dimensional configuration of the genome. This is a complete mystery to the evolutionists community in answering the question how these multiple overlapping messages could have evolved over time. The chances that this happened by accident are virtually nil and thus points us to a supreme intelligence who has made it to function this way.

Interacting DNA

Certain regions on the DNA string communicate and interact with other regions of the DNA string. Specified shape interactions are interactions where proteins interact with other proteins in many different ways. This is called the interactome or also called the protein-to-protein interaction (PPI) network. This is a very delicately balanced system. If any of those links are broken in, for example, a fruit fly, it will get deformed or dy. If protein with a single and harmless mutation connects to another mutated protein it will result in the death of the cell. The human interactome is at least ten times more complicated than in a fruit fly. We don’t know how many proteins we produce yet. We know that we produce over a hundred thousand different proteins that interact with each other. This makes the genome the most complex operating system in the universe.

A mutation in DNA will affect multiple RNA transcripts. This leads to the conclusion that natural selection can’t operate. It can’t select for the ability to digest garlic, your heat tolerance or whether you like the smell of roses. Splicing code. Exons are part of the genes that code for protein. Other parts are called introns. They don’t code for proteins. When the messenger RNA are cut out from that part of DNA, the introns are actually thrown away. The protein RNA are joined together to make the messenger RNA for the protein. There are also untranslated regions. This is where the DNA polymerase lands. This is where the enhancers, repressors and activators bind. Sometimes this part codes for independent RNA. Question:? The encode project discovered alternate splicing. A single exon can be spliced with any other exon in the human genome to form new proteins. There’s tiny words in the end of the exon and the beginning of the intron tell exactly, depending on the cell type, depending on the gene, and depending on which state of development, 12 to 19 little words that tell the cell when to use that exon, under what conditions and for which cell type and under what time of development.

DNA is three-dimensional of shape. Each chromosome has a specified location in the nucleus 3D space, so part of the genomic information is where to put the chromosome and that has influence on what genes are next to each other. which influence genetic expression. In fact, genes that are used often tend to be on the outside of the chromosome  to make them easily accessible. The alleged randomness of gens all over the place led to the belief that those genes were actually junk. Since the encode project discovered alternate splice it became clear that sequences of DNA are recombined from different parts of the genome.

Epigenetics. Effects on DNA that are seen two or three generations later. For example, mothers that were starved in the Dutch hunger winter, depending on the stage of pregnancy, were carrying embryos with a profoundly influenced genome. Baby’s that were born after this have come out with a whole suite of metabolic disorders and they’re hardwired. They don’t turn off very easily. Female baby in the woman’s womb has her eggs already finished.

Mutation

If you take an original, a picture or page with some text on it, and you copy it and then use   the copy instead of the original to copy the next and you repeat this process over a thousand times you can rest assured that information from the original has been distorted or has completely disappeared. Every copy yields an imperfect copy of the original, which is amplified by each next copy of the imperfect original. The same happens at every cell division. It is scientifically proven that every cell division carries a number of mutations at the micro level. This fact was taken by evolutionists to explain the gradual process of transforming into a different species, a step up on the evolutionary ladder. These micro-mutations would be triggered by the environment. A series of micro-mutations would lead to a single macro step in evolution that in turn would lead to a different species. Those species who would be able to adapt would survive and those who couldn’t would become extinct. This is the process which Darwin called ‘natural selection’. However, there are two significant problems that evolutionists see themselves confronted with given recent research on cell mutation.

The Princess and the Pea

Most of us know the story of the princess and the pea from Hans Christian Andersen. If a girl claiming to be a princess could sense the presence of a pea underneath a stack of mattresses she would be a considered a real princess and should be allowed to marry the prince. The queen (mother of the prince) used this as a means to discern royalty from any other ordinary human being. Of course, the story is parabolic, for no human senses are so well-developed that it could sense a pea under a stack of mattresses. Some geneticists tend to compare a cell mutation with a pea under a stack of mattresses in that the majority of mutations have no significant effect on the human genome in terms of loss of function and gladly so (I will explain the reason for that later). Since these mutations are so small and occur at random places in the human genome, a series of these random mutation in time will not result into a macro mutation that in turn will to an increase in fitness. In other words, the mechanism called ‘natural selection’ will simply not see them to be able to weed them out and preserve the fittest. Conversely, a set of mutations can lead to loss of function and damage the cell to the extent it either change its behavior (tumor cells) or die.

Mutations are mostly Deleterious

In recent reports of the human genome, mutations are classified as either ‘deleterious’ or ‘functional’. Functional mutations are mutations that are neutral in nature in that they will not lead to any observable loss of function. Deleterious mutations are mutations leading to loss of function in that information in the DNA sequence becomes corrupted or damaged. None of the discovered mutations have been classified as ‘beneficial’. About 30% of all mutations are functional. 70-80% of the mutations are deleterious of which half is lethal. More simply put, most mutations destroy information leading to disease, aging and eventually death. Rather than spiraling up to a higher life form, what is observed today is a steady spiraling down towards a degenerated DNA. This would not at all be alarming if the mutation rate would be relatively small. Recent discoveries, however, have indicated that cell mutations take place at an alarmingly high rate. Worst of all, mutations are passed on from generation to generation. Michael Lynch, Professor (PhD) in Biology at the University of Minnesota and specialized in cell biology, admitted in his article the The Evolution of the Mutation Rate, that the human cell degenerates 1-5% per generation. It is considered a trade secret among population geneticists that mankind is in fact degenerating. In the near future we will see significant impairment of human functionality.

Mutation and Disease

One human may carry a gene mutation and still be perfectly healthy. However, when the same same gene mutation is inherited from both parents this can lead to serious disease (autosomal recessive inheritance pattern). An example of this is the sickle cell anemia that is caused by a mutation in the ‘Hemoglobine Subunit Beta’ gene or the HBB gene. This HBB gene contains instructions to make ‘beta-globin’, a sub-unit component of the larger Hemoglobin protein, which is located inside the red blood cells. When both copies of these gene contain the same mutation it will cause the normally circular shaped blood cell to deform into a sickle-shaped blood cell causing it to die prematurely. This in turn will lead to a condition called anemia with typical symptoms such as fatigue, loss of energy, shortness of breath, etc. Other disorders as a result of gene mutation are …

Mutation Rate

In genetics, the mutation rate is a measure of the rate at which various types of mutations occur over time. Again with recent technologies, scientists have been able to deduce the rate of mutations taking place in cells of the human body. It is currently estimated that every cell division will result in 1-3 new mutations. As a result, the accumulation of mutations is strongly correlated with the rate of cell division. Some cells will divide and replicate more often than other cells and will therefore incur more cell mutations. For example, the female reproductive egg cells (ovum) are kept protected in a non-dividing state (after about 50 cell divisions) in the female’s ovary. As they will not continue to divide further they will not accumulate more mutations. This in itself is a miracle of creation for imagine what would happen if these eggs cells would be unprotected and subject to same high mutation rate as within other cell types. The number of mutations at child birth would be even higher causing early death. Male semen will continue to divide and pass on those mutations to the fertilized egg (zygote) that will grow into an embryo. Sperm cells undergo 20 to 30 divisions per year — approximately 600 divisions by the time a man is 40. Studies indicate a higher risk of mental disorders for children born to older fathers (Brain D’Onofrio and Paul Lichtenstein).

Other human tissue will incur higher mutation rates. For example, it is estimated that a 50 year old person will have accumulated 50.000 mutations in his digestive tract that he wasn’t born with. If we take the current mutation rate and map that to evolutionary and geological timescale man would have been extinct a 100 times over. A high and exponential mutation rate combined with the knowledge that 70-80% of the mutations are deleterious have put the evolutionist community for an enormous dilemma. What we observe today in terms of collected scientific evidence points to a from the onset perfect human genome that degenerated generation after generation to its current state of decay in just a couple of thousand years. Furthermore, the human DNA is amazingly consistent and shows little variation. If DNA was developed over a period of 3500 million years, we would expect to see much more variation between populations. This is consistent with the Genesis account, where a perfect couple, Adam and Eve started to have imperfect offspring resulting in mankind carrying imperfectness in their DNA.

Mitochondrial DNA (mtDNA)

Mitochondria are structures within cells that convert the energy from food into a form that cells can use. Although most DNA is packaged in chromosomes within the nucleus, mitochondria also have a small amount of their own DNA. This genetic material is known as mitochondrial DNA or mtDNA. The majority of the mtDNA is concerned with producing energy from oxygen and sugars into the cell’s major energy source — adenosine triphosphate (ATP). If we’d consider the cell a piece of land, and the cell nucleus a large capital city, we could compare the mtDNA a nuclear power plant providing the energy for the city. Obviously, no intelligent being would place a nuclear power plant in the center of a city. Mitochondria is doing its work outside the cell nucleus, to avoid damage to the cell’s DNA. Now the immediate question that pops in everyones mind is how such an ingenuous biological energy source migrated away from the cell nucleus. This alone points to intelligent design rather than random mutation in combination with natural selection.

Female DNA

Although males receive and use their mother’s mitochondrial DNA, they cannot pass it on to their children. Mitochondrial DNA is passed on from grandmother to mother to daughter to grand daughter and so on. This is why this type of DNA is sometimes called the ‘the Eve gene’. Every human being, whether male or female has inherited his or her mtDNA from a single great-great-great-…- grandmother. Population geneticists use the mtDNA haplotypes to follow maternal lineages across different population across the world.